We zijn aangekomen halfelf 's avonds op het wereldberoemde/-beruchte vliegveld Entebbe. Eerst de visa aanvragen. Drie rijen dik wachten voor het stempeltje om het land in te komen. Een vriendelijke, maar gedecideerde dame in mooi uniform geleidt ons naar het juiste loket. Wat ik kom doen, vraagt de vriendelijke dame aan het loket. Ik leg het uit. Grote glimlach. Een blanke Nederlander die komt leren in Oeganda. Dat is nog eens mooi.
Pinnen zouden we even doen. Het ene apparaat is dicht. Het geld is op. Het andere is alleen voor Visakaart houders. Daarvan hebben we een aantal. Duurt toch nog een paar keer het proces doorgaan voordat de eerste shillingen naar buiten komen.
Naar de bus. Chauffeur Joseph staat klaar. Hij stuurt de bus behendig naar een goede plek. Verboden te parkeren staat er. Maakt niet uit. We zijn snel binnen en rijden nachtelijk Oeganda in. Ik kijk mijn ogen uit, gebruik mijn neus om de eerste Oegandese geuren op te nemen. Ik waan me even in Kreta met krekels en de geur van olijfbomen. Iets verder wordt de geur meer Indonesisch: vuilverbranding all over the place. In Kampala is het zichtbaar. Aan de kant zitten tientallen mensen rond kleine vuurtjes.
We krijgen op een hoge heuvel in het hotel elk een hotelkamer toegewezen. Een superkamer met een geweldig bed. Waar ik op neerplof met op de achtegrond de geuren en geluiden uit dit nieuwe land.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten