dinsdag 1 juli 2014

Zondag 22 juni: geldverzoek

Er is alweer een zondag voorbij als ik terugdenk aan die ene zondag in Oeganda. Die mooie dienst heb ik al eerder beschreven. Maar halverwege kwam ik ander Oeganda tegen. Ik moest, oude man die ik ben, weer even naar de pispot. Gelukkig niet ver achter de kerk. Een jongeman kwam achter mij aan. En sprak mij aan toen ik de deur open deed. Ik voelde al aan waar het naar toe ging. Hij studeerde. En had al twee jaar erop zitten. Zijn broer had hem al die tijd ondersteund. En nu stond hij er alleen voor want zijn broer was ongelukkigerwijze overleden. Hij hoefde nog maar twee jaar te studeren. Op allerlei manieren had hij al bedacht hoe hij het zou regelen. Nu zag hij mij met die groep. Zou ik... niet bereid zijn fondsen te vinden om hem van zijn probleem af te helpen?

Daar sta je dan. Uit het rijke westen. Wetend dat ik ook maar net mijn hoofd boven water kan houden. Die juist van Afrika had geleerd om je eigen boontjes te doppen. Ik probeerde hem uit te leggen dat dit niet zou werken. Dat ik dan weer de gullen blanke zou zijn die de arme zwarte zou ondersteunen. Dat ik daar niet van ben. Dat ik geloof in zelfredzaamheid. Wat ik gezien en ervaren had in Soroti. Het kwam niet over. Kende ik geen fonds? Zouden we met zijn allen niet iets kunnen betekenen? Hij hield voet bij stuk. Maar ik, vriendelijk maar duidelijk, ook. Oplossing was alleen om het probleem na afloop van de dienst bij de voorganger aan te kaarten. Dat spraken we af.

Ik had precies de preek gemist. En al vrij snel was de dienst afgelopen. Ik sprak de voorganger aan en vertelde het verhaal. "Zo zijn wij Afrikanen", was zijn antwoord. Hij sprak toch nog een klein poosje met de jongen. Daarna hoorde ik van de jongen dat de voorganger zei dat er geen fonds voor was. Einde verhaal. Ik wisselde nog even telefoonnummers uit met de jongen. Maar moest snel naar de bus, want we gingen eten bij de voorganger thuis.

Daar aangekomen sprak ik nog even met Joseph, onze chauffeur. Hij vertelde me dat de oude cultuur in deze omgeving er nog aardig in gebakken zat. De houding van zelfredzaamheid die ik elders in Oeganda was tegengekomen was hier nog niet doorgedrongen. Ik gaf het telefoonnummer van de jongen aan Joseph. Zodat hij hem kon vertellen dat er ook een andere manier was om het probleem op te lossen dan de hand op te houden.

Een duidelijke tegenstelling met die opmerking die ik eerder hoorde, dat ze geen behoefte meer hadden aan de zakken met geld van die westerse hulpverleningsorganisaties. Goed ook om mee te maken, omdat dit mijn perspectief op wat er in Oeganda gebeurt op realistische manier bijtrok. Dat gebeurde trouwens tijdens de reis nog een keer (eerder) bij een reisgenote die in een dorp een kind door haar moeder kreeg aangeboden om mee te nemen naar Nederland. Een kip kon je niet weigeren. Een kind gelukkig wel!